Gebaar, taal, theatraliteit, zang. Het zijn de leidmotieven van een componist die voor het muziektheater in de wieg lijkt gelegd. Met maar liefst zeven operatitels spreekt zijn werkenlijst boekdelen. Nummer acht is overigens in de maak.

Des te frappanter is het dat Zuidam zijn eerste muzikale schreden binnen de Rotterdamse punkscene van de vroege jaren tachtig zette, waar hij als tiener actief was in verschillende bandjes. Uit onvrede met de platgetreden vormformules en dito akkoordenschema’s begon hij al snel voor zichzelf te experimenteren en een liefde voor modern repertoire te ontwikkelen. In die jaren stapte Zuidam ook maar eens het Rotterdams Conservatorium binnen. Hij werd er tot zijn eigen verbazing meteen aangenomen en keek er tot 1989 het compositorische ambacht af van Klaas de Vries en Philippe Boesmans.

‘Van Philippe heb ik enkel in het eerste jaar les gehad,’ herinnert Zuidam zich. ‘Toen ik aankwam was al bekend dat hij nog maar een jaar les zou geven, dus ik greep mijn kans. Waarschijnlijk zou ik op een later moment meer aan hem hebben gehad. Hij had een vreemde interesse voor “de noot in zijn omgeving”, terwijl ik toen nog veel meer met de grote lijnen bezig was. Als je met een compositie bij Philippe kwam, zat hij er een tijdje naar te staren. En dan zei hij na twintig minuten: “Deze F hier moet een Fis zijn.” Pas later kwam er van zijn  interessante betogen veel boven borrelen. Hij heeft mij veel geleerd over wanneer je in een stuk met iets nieuws moet komen.

Nieuw Amsterdams Peil speelt van Robert Zuidam: Uwe Leipe Mastdramnis.